Op 20 september 1839 reed in Nederland de eerste trein. Sindsdien is er ruim 7000 kilometer spoor aangelegd, zijn er per dag gemiddeld 1,1 miljoen treinreizigers, rijden spoorgoederenvervoerders jaarlijks rond de zes miljoen kilometer en werken er enkele tienduizenden mensen in de spoorsector. Sinds de liberalisering van de sector eind vorige eeuw, heeft bovendien de regelgeving zich voortdurend ontwikkeld. Een juridisch discours over het spoorwegrecht is evenwel niet op gang gekomen. Dit Handboek Spoorwegrecht wil deze leemte wegnemen. Vanuit het brede spoorspectrum biedt het handboek een uiteenzetting die dit rechtsgebied op systematische wijze ontsluit. Daarbij is doorlopend aandacht voor de indringende invloed van het Europese recht op het Nederlandse spoorrechtstelsel, en voor raakvlakken van het spoorwegrecht met het privaat-, bestuurs- en strafrecht. Na een inleidend hoofdstuk volgen hoofdstukken met een analyse van centrale thema’s en actoren. Spoorweginfrastructuur en de relaties tussen overheid – beheerder, beheerder – spoorwegonderneming en spoorwegonderneming – overheid zijn onderwerp van de hoofdstukken 2, 3 en 4. De thema’s spoorvoertuigen, spoorwegpersoneel, spoorverkeer en verkeersleiding worden besproken in de hoofdstukken 5, 6 en 7. De belangrijke rol van toezicht, handhaving en ongevallenonderzoek komt in hoofdstuk 8 aan de orde. Hoofdstuk 9 behandelt lokale en bijzondere spoorwegen. In hoofdstuk 10 staan ten slotte de transportrechtelijke aspecten van het spoorwegrecht centraal.