In dit proefschrift worden mogelijke oplossingsvoorstellen gedaan om de voortdurende boedelproblematiek in Suriname op te lossen. In de loop der tijd zijn gronden in Suriname onder diverse titels - zoals volle en volcomen eigendom, allodiale eigendom en erfelijk bezit en eigendom - uitgegeven onder uiteenlopende voorwaarden.
Een aanzienlijk deel van deze gronden behoort thans tot boedelgrond. Dit onderzoek richt zich op de oorzaken van deze boedels en wordt nagegaan op welke wijze de boedelproblematiek kan worden opgelost met de huidige (wettelijke) regels. Hierbij worden eveneens de knelpunten voor de toepassing van de huidige regels aan de orde gesteld.
Kort na de afschaffing van de slavernij werd veelal één plantage door meerdere vrijgekomen slaven gekocht. Vanaf dit moment ontstond dan mede-eigendom. Na het overlijden van deze eigenaren hebben erfgenamen gedurende generatie op generatie nagelaten om deze onverdeelde boedels te doen scheiden en delen, hetgeen in de bijkans 146 jaar heeft geleid tot onverdeelde boedels, waarbij het niet vreemd is als een erfgenaam zelfs in duizendste delen aanspraak maakt op de nalatenschap.
Aangezien de kiem van de boedelproblematiek in de koloniale periode is gelegd en dit probleem zich voornamelijk voordoet bij de grond die onder uiteenlopende voorwaarden in allodiale eigendom en erfelijk bezit is uitgegeven, wordt de rechtshistorie van met name deze titel op de grond uiteengezet vanaf het koloniale verleden tot heden.
In dit kader wordt ook een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan met Nederland en Curaçao.
Over de auteur
Chequita Ramautar, gehuwd Akkal is voltijds docent aan de Universiteit van Suriname en lid van de Staatsraad