In 2000 werden het bordeelverbod en het souteneursverbod als zodanig afgeschaft. Sindsdien hebben sommigen zich voorstander getoond van de herinvoering van het souteneursverbod, ook wel het pooierverbod genoemd. Om een beter beeld te krijgen van de manier waarop thans in het juridisch werkveld over eventuele herinvoering van een pooierverbod zoal wordt gedacht en van de argumenten die daarbij worden gehanteerd, zijn in opdracht van het Ministerie van Veiligheid & Justitie en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum zeventien juristen, allen werkzaam op strafrechtelijk terrein, over hun zienswijze bevraagd. Daarbij zijn de opvattingen van Peter Lemaire, raadsheer bij het Hof Arnhem-Leeuwarden en een van de voorstanders van herinvoering van het pooierverbod, als uitgangspunt genomen. In de voorliggende inventarisatie wordt verslag gedaan van zowel de opvattingen van Lemaire, als de reacties daarop van de zeventien respondenten. De respondentengroep bestond uit vijf leden van het Openbaar Ministerie, vijf leden van de zittende magistratuur, vijf strafrechtadvocaten, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, en ten slotte strafrechtwetenschapper dr. Renée Kool.