Joden zien er vreemd uit en ruiken vies. Ze maken veel kabaal, praten raar en kunnen vreselijk vloeken. Bij uitzondering zijn ze eerlijk en betrouwbaar, vaker zijn het dieven en oplichters. Bovendien haten de meeste joden Jezus en ‘christenhonden’, zoals zij ze noemen. Ziedaar het beeld dat kinderen – vanaf de kleuterleeftijd – eeuwenlang met de paplepel ingegoten hebben gekregen. In dit rijk geïllustreerde boek analyseert historicus en journalist Ewoud Sanders ruim 350 jeugdverhalen met joodse personages uit de periode 1782 tot heden. Dit levert, in woord en beeld, een onthutsende inventaris van schokkende stereotyperingen op. Stereotyperingen die nog eens worden versterkt door onze spreekwoordenschat: want ook die wemelt van de antisemitische vooroordelen.