Twee Portugezen vertrekken in de vroege zestiende eeuw naar het Verre Oosten. Fernão Mendes Pinto in 1537 om fortuin te maken, de jezuïet Louis Frois in 1548 om het geloof te verkondigen. De twee ontdekkingsreizigers laten levendige teksten na over gebieden die dan nog onbekend zijn in Europa – Achter-Indië, China, Sumatra en Japan. Het boek van Mendes Pinto, 'Peregrinacão', in de 17e eeuw ook al in het Nederlands vertaald, geldt als een van de meesterwerken van de Portugese literatuur. 'Tratado' is een magistraal kleinood vol puntige observaties van Louis Frois over de levenswijze van Japanners, zoals: Europeanen maken een wandeling voor hun plezier, Japanners denken dat het is om boete te doen.
De werken van Mendes Pinto en Frois zijn niet alleen van grote historische waarde, maar roepen ook vragen op die ons nu nog bezig houden: over cultureel superioriteitsgevoel, culturele bevangenheid en relativisme.