Tijdens de Tweede Wereldoorlog boog de Nederlandse regering in Londen zich over de vraag hoe het na de oorlog met het land verder moest. Politieke en maatschappelijke vernieuwing was het veel gehoorde antwoord. Een hoofdrol was hierbij de verzetsstrijders toebedacht, die hadden immers karakter getoond. Bestraffing van de andere groep, de ‘foute’ Nederlanders, was vanzelfsprekend.
Er kwam speciale wetgeving om het land te zuiveren van verraders, collaborateurs, profiteurs en ander gespuis. Want het moest allemaal binnen de regels van de rechtsstaat gebeuren. Ook de militaire ambtenaren werden onderworpen aan een ‘strenge beoordeling’ opdat ‘het toekomstige leger van goede geest doordrongen zal zijn’. 'In de schaduw van de oorlog' vertelt in detail hoe deze naoorlogse zuivering zich voltrok.