De sinds Dolle Dinsdag (1944) vermiste heilgymnast-masseur Dirk Willem Folmer uit Zeist heeft een bijzondere getuigenis nagelaten. Tot nog toe was er maar weinig bekend over Kamp Amersfoort in de eerste helft van de bezetting.
In december 1940 wordt Folmer gearresteerd vanwege zijn betrokkenheid bij het verzet. Hij is lange tijd 'te gast' in het Oranjehotel in Scheveningen, waar hij op in 1942 wordt veroordeeld tot levenslang tuchthuisstraf. Hij wordt naar het beruchte Kamp Amersfoort gebracht - geen tuchthuis, maar een doorgangskamp van de SD. Hij vermoedt dan ook dat zijn vonnis is herzien en hij alsnog de doodstraf krijgt. Vanaf dat moment is hij vastberaden om te ontsnappen.
Folmer registreert - als door een microscoop - alles wat zich in het kamp afspeelt. Niet alleen de martelingen, honger, uitputting, vernederingen en de dood, maar ook de humor, de levenswil en de onvoorwaardelijke vriendschappen die in het kamp ontstaan. Hij onderzoekt alle mogelijkheden om te ontvluchten, totdat hij de zeer behulpzame anti-nazi SS-er Herman Verheyen ontmoet, die samen met Folmers vrouw een plan smeedt waardoor hij op 29 mei 1942 kan ontsnappen.
Bij zijn vlucht neemt Folmer zijn aantekeningen mee. Hij duikt onder en werkt zijn aantekeningen, die een periode van slechts 69 dagen beslaan, uit tot maar liefst 300 foliovellen. De aantekeningen werden decennialang bewaard in een blik, waarover vanwege Folmers ongewisse lot niet werd gesproken. Na het overlijden van zijn vrouw kwam het handschrift, samen met de uitwerking van de inhoud, in het bezit van Folmers nabestaanden, die het verhaal nogmaals overtypten. Hiermee maakten zij een authentiek historisch document over deze relatief onbekende periode van het kamp toegankelijk en kregen zij de gelegenheid om Dirk Willem Folmer alsnog te leren kennen.