Één keer is in Nederland bij Koninklijk Besluit de staat van beleg afgekondigd. Dat was op 11 september 1943 in Londen. Daar was het Staatshoofd met haar kabinet naar toe gevlucht. Die bestuurlijke mogelijkheid is uit artikel 103 van de Grondwet verwijderd. Op grond van dat artikel zijn er twee uitzonderingstoestanden mogelijk, een beperkte of algemene noodtoestand. Dat kan alleen bij Konink Besluit op voordracht van de Minister-President. Zonder dat het parlement daarbij wordt betrokken. Na afkondiging van de noodtoestand door het Staatshoofd moet het kabinet direct een wetsvoorstel (een z.g. verlengingswetsvoorstel) bij de Tweede Kamer indienen. Als beide Kamers van de Staten-Generaal (de z.g. Verenigde vergadering van de Staten-Generaal) het wetsvoorstel verwerpen, moet de afgekondigde noodtoestand direct worden opgeheven, eveneens bij Koninklijk Besluit. Gelet op de uiteenlopende visies van de coalitiepartijen (PVV, VVD, NSC en BBB) op de inhoud en betekenis van het begrip Rechtsstaat, zou het zomaar kunnen zijn dat het Kabinet Schoof is gevallen op het moment van publicatie van dit boek. Maar ik heb belangstellenden niet willen onthouden wat ik zelf heb mogen vinden over de juridische grenzen van de artikelen 110 en 11 van de Vreemdelingenwet 2000. Ik heb daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van parlementaire documenten.
Mr.drs. J.(Sjef) H. van Put, voormalig fractievoorzitter in de Raad van de gemeente Zoetermeer
N.B. Mogelijk komt dit boek uit nadat het Kabinet Schoof een definitief besluit heeft genomen.
Maar dan blijft het zinvol onderzoek te hebben gedaan naar de juridische grenzen van de
artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet 2000.