Nederland kent een sterk ontwikkelde civil society. Al eeuwenlang gonst en bruist het van burgerinitiatieven, van gildes tot zorgcoöperaties, van weeshuizen tot de Eigen Kracht Centrale. Niet het passief volgen van de machthebbers of gezagsdragers, maar het naar eigen inzicht bijdragen aande bloei van de samenleving: het is vanouds één van de pijlers van de Europese ontwikkeling. Geloofsgemeenschappen of religieus geïnspireerde enkelingen namen daarin vaak het voortouw. In Nederland leidde dat tot de fameuze 'verzuiling'. In de tweede helft van de 20e eeuw heeft de verzorgingsstaa teen steeds grotere zeggenschap over al deze initiatieven gekregen. Zo sterk zelfs dat aan het begin van de 21e eeuw de vraag opkwam waar de eigen kracht van de samenleving gebleven was. Daarmee brak een tijdperk van herwaardering van burgerinitiatieven aan. In dit boek maken wij de balans op. Hoe staat onze civil society erbij? En waar is de bezielende kracht van onze maatschappelijke organisaties gebleven? Zijn wij aan ons individualisme ten prooi gevallen of is er sprake van hernieuwde, nu ontzuilde, bezieling die bijdraagt aan nieuwe gemeenschapszin en een nieuwe, krachtige civil society, in een participatiesamenleving?