De Europese Unie vormt de belangrijkste innovatie van het moderne statenstelsel sinds het einde van de middeleeuwen. De Democratisering van de Europese Unie beschrijft en analyseert hoe de invoering van de rechtsstaatstoets de omslag van een traditionele confederatie naar een transnationale democratie teweeg heeft gebracht. Dit brengt met zich mee dat de EU niet meer beantwoordt aan de wetten van het Westfaalse stelsel van Internationale Betrekkingen en is uitgegroeid tot een nieuw soort internationale organisatie met een eigen, transnationaal bestuursmodel.
Structurele veranderingen binnen het moderne statenstelsel zijn zeldzaam. Toch is de transformatie van de EU tot op heden onopgemerkt gebleven. De waarde van dit boek ligt erin dat de auteur de evolutie van de EU nauwgezet volgt en de afzonderlijke stadia in het proces onderzoekt. Deze werkwijze resulteert in een aantal opvallende uitkomsten. De EU is niet van bovenaf opgelegd, maar van onderop tot stand gekomen. Ze heeft zich niet volgens een vooropgezet plan ontwikkeld, maar is spontaan gegroeid. De EU is het beruchte democratisch tekort te boven gekomen door stapsgewijs – en soms tegendraads – te evolueren tot een democratische Unie van democratische Staten. Het belang van deze ontwikkeling voor het publiekrecht is vanuit wetenschappelijk oogpunt vergelijkbaar met de vervanging van het Ptolemeïsche model door het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus en Galileï. De EU is niet alleen een nieuwe loot aan de stam van het internationaal recht, maar vormt als Europese democratie van staten en burgers ook een uitdaging voor de politieke theorie.