Het gebeurt steeds vaker dat toezicht georganiseerd wordt in arrangementen waarin vertrouwen tussen toezichthouder en personen die onder toezicht staan, een rol speelt. In de context van een dergelijke vertrouwensrelatie is de vraag hoe het beste kan worden omgegaan met regelovertreding. Moeten toezichthouders sanctioneren of is het beter om een waarschuwing te geven nadat een onder toezicht staande een regel heeft overtreden? Welke aspecten van een sanctie of waarschuwing dragen bij aan toekomstige regelnaleving door een persoon of een bedrijf dat onder toezicht staat? En hoe verschilt dit voor een context van een vertrouwensrelatie en een context waarin vertrouwen minder een rol speelt? Dit boek beschrijft een survey-onderzoek en twee experimenten waarin deze vragen centraal staan. De resultaten bieden relevante inzichten voor handhavers en toezichthouders die, afhankelijk van de aan- of afwezigheid van een vertrouwensrelatie met een onder toezicht staande, vorm willen geven aan een gepaste en effectieve reactie op regelovertreding.