Overheidscommunicatie biedt burgers een belangrijke inkijk in wat de overheid zoal van plan is, waar zij de publieke middelen aan besteedt en welke resultaten zij behaalt. Maar mag de overheid die communicatiebevoegdheid ook inzetten om burgers te vertellen hoe zij moeten stemmen tijdens verkiezingen of referenda? Of om een minister eens flink in het zonnetje te zetten in de hoop dat dat stemmen oplevert bij de volgende verkiezingen? Kortom: mag de overheid door middel van communicatie proberen burgers een bepaalde politieke visie op te dringen?
In Nederland is er geen passend antwoord op dit soort vragen. Daarom biedt dit boek parlementsleden, voorlichters en rechters een juridisch toetsingskader aan de hand waarvan zij politieke overheidscommunicatie kunnen beoordelen. Inspiratie voor het toetsingskader komt mede uit rechtspraak uit Ierland en Duitsland. Politieke overheidscommunicatie geeft zo niet alleen een actueel inzicht in de ontwikkelingen in het Nederlandse denken over overheidscommunicatie, maar is daarnaast een rijke bron van informatie over de wijze waarop rechters in Ierland en Duitsland tegen overheidscommunicatie aankijken.