In dit boek staat de eindevaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen centraal. Met de invoering van deze wet in 2015 werd een vijftal doelen nagestreefd met als hoofddoel om te komen tot een effectievere en efficiƫntere jeugdbescherming. In hoeverre heeft invoering van de wet bijgedragen aan het bereiken hiervan?
Om deze vraag te beantwoorden is een interdisciplinair onderzoek uitgevoerd bestaande uit jurisprudentie- en literatuuronderzoek, dossieronderzoek, interviews en focusgroepen. In dit boek worden de resultaten van deze deelonderzoeken samengebracht om de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen te evalueren. In het onderzoek is gesproken met jongeren, ouders, pleegouders, rechters en medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en gecertificeerde instellingen. Zij delen hun ervaringen over de wet in de praktijk. Wat heeft de wet de praktijk gebracht, welke knel- of aandachtspunten zijn er? Welke andere factoren of ontwikkelingen binnen de jeugdbescherming hebben invloed op de mate waarin de doelstellingen van de wet al dan niet zijn behaald?
Uit het onderzoek komt naar voren dat er nog fundamentele knel- en aandachtspunten zijn die de uitvoering van de herziene wet bemoeilijken. De randvoorwaarden die nodig zijn om de doelen van de wet te bereiken staan sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 sterk onder druk, waardoor de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen niet uitgevoerd kan worden zoals dat was bedoeld. De doelen van de wet zijn dan ook maar zeer beperkt behaald.
Dit boek is relevant voor beleidsmakers en professionals werkzaam in het jeugdrecht, alsmede voor wetenschappers en studenten op dit terrein.