Nederland kent een lange traditie de rollen van wetgever, bestuur en rechter te benaderen vanuit de klassieke op Montesquieu geïnspireerde idee van machtenscheiding: de trias politica. De wetgever stelt wetten op, het bestuur voert deze uit en de rechter toetst die uitvoering aan de wet. Recent is opnieuw discussie ontstaan over de vraag of de rechter voldoende kritisch is op de wetgever en het bestuur. Zou de rechter steviger moeten optreden? Zou hij meer tegenwicht moeten bieden aan het overheidshandelen? Dit proefschrift verkent een manier om dat te doen: het toetsen van de rationaliteit van wetgeving.
Door de rationaliteit van een wet te toetsen, vormt de rechter zich een mening over de kwaliteit van het wetgevingsproces en de wet zelf als het product daarvan. Centraal staat daarbij de vraag of de wetgever zijn keuzes mede heeft gebaseerd op empirische gegevens en de resultaten van (wetenschappelijk) onderzoek.
Dit proefschrift is niet alleen interessant voor de (ervaren) bestuursrechtjurist, maar voor iedereen die geïnteresseerd is in de relatie wetgever, rechter en bestuur.