Als iemand wordt verdacht van een strafbaar feit, was het van oudsher aan de rechter om te oordelen over schuld en straf. Sinds 2008 kan ook het Openbaar Ministerie, zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter, schuld vaststellen en straf opleggen door middel van een strafbeschikking. Tegenwoordig wordt een op de zes misdrijven met zo’n strafbeschikking afgedaan. Deze fundamentele verandering in ons strafproces roept vragen op over de rechtsbescherming voor verdachten en de onafhankelijkheid en kwaliteit van de besluitvorming. Een deel van deze zorgen verdwijnt wellicht als zou blijken dat het Openbaar Ministerie tot dezelfde (kwaliteit van) beslissingen komt als een onafhankelijke rechter zou doen. Wanneer de verdachte in verzet gaat tegen de strafbeschikking of wanneer de executie van de opgelegde straf mislukt, komt de strafzaak alsnog voor de rechter. In die gevallen ontstaat de unieke mogelijkheid om te onderzoeken wat de verschillen zijn tussen het oordeel over schuld en straf door het Openbaar Ministerie en door de rechtbank.
In dit boek wordt verslag gedaan van een onderzoek naar deze zogenaamde strafbeschikkingszaken en de wijze waarop de officier van justitie en de rechter ter terechtzitting daarin omgaan met de feiten en de strafbeschikking die daaraan ten grondslag ligt. Daartoe is bij alle rechtbanken in Nederland van ruim driehonderd strafbeschikkingszaken de behandeling ter terechtzitting geobserveerd. Op basis daarvan wordt, naast kenmerken van deze zaken en de beslissingen, ook de visie van verdachten, officieren van justitie en rechters op de strafbeschikking geschetst.
Deze studie geeft een unieke en levendige inkijk in de praktijk van de strafbeschikking. Het onderzoek laat zien dat in een substantieel deel van de zaken rechters en officieren van justitie tot andere oordelen over schuld en straf komen. Daarmee is niet gezegd dat de praktijk van de strafbeschikking geen toekomst heeft. Wel worden concrete aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van de kwaliteit van strafbeschikkingen en de door verdachten ervaren rechtvaardigheid.