De ongemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging is een van de meest ingrijpende sancties in het Nederlandse strafrecht. Voor oplegging van deze vrijheidsbenemende maatregel stelt de wet als belangrijke voorwaarden dat de dader tijdens het delict leed aan een psychische stoornis en dat de veiligheid van de samenleving het opleggen van de maatregel vereist. Zowel het stoornisvereiste als het gevaarscriterium kennen echter onduidelijkheden en knelpunten. In dit onderzoek wordt de normering van de oplegging en verlenging van de terbeschikkingstelling onderzocht vanuit rechtsvergelijkend en grondrechtelijk perspectief. De ongemaximeerde tbs wordt daartoe vergeleken met andere sancties in het Nederlandse strafrecht, civielrechtelijke verplichte geestelijke gezondheidszorg, en beveiligingsmaatregelen in het Duitse strafrecht. Vervolgens wordt onderzocht welke voorwaarden het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt aan preventieve detentie. Ten slotte wordt nagegaan welke rol proportionaliteitstoetsing zou kunnen of moeten spelen bij de normering van de maatregel. Geconcludeerd wordt dat de oplegging en verlenging van de tbs-maatregel een expliciete evenredigheidsafweging vereist tussen de vrijheid van de betrokken burger en de veiligheid van de samenleving.