Dit dagboek begint op het moment van de Japanse oorlogsverklaring op 8 december 1941 en eindigt 4 jaar en 16 dagen later op 24 december 1945 toen mijn vader mijn moeder weer ontmoette in de haven van Bangkok aan boord van het Amerikaanse transportschip de "Lake Charles Victory."
Dit door de Japanners verboden dagboek zat verstopt in een klein niet opvallend laadje dat mijn vader tegen de onderkant van een krukje had getimmerd. Soms lag het begraven in het oerwoud.
Gelukkig zijn deze aantekeningen nooit ontdekt ondanks de vele inspecties.
Het boek laat de lezer van zeer nabij de onmenselijke transporten meebeleven(o.a. de dodenmars),het werken aan de baan, het saboteren als de Jap even niet keek, het bombarderen van de spoorbaan door de Amerikanen en de geruchten van het gooien van een "bijzondere" bom op Japan. En tenslotte het einde van de oorlog in augustus 1945 toen de Japanners met de noorderzon vertrokken en de gevangenen gewoon in het oerwoud achterlieten.
Het laatste deel van het boek verhaalt hoe mijn vader vanuit het oerwoud in Bangkok terechtkwam en de zenuwachtige tijden die volgden omdat er geen enkel nieuws was van hun vrouwen die in Indonesiƫ waren achtergebleven.