Tijdens de Eerste Wereldoorlog raakte de eens zo bloeiende Franse filmindustrie volledig in verval, daarentegen kregen de Duitse films veel waardering. Ondanks de geallieerde boycot werden ze met veel succes in Amerika vertoond. Pas bij de komst van de geluidsfilm zou de Franse filmindustrie zich herstellen. Die opbloei was vooral te danken aan investeringen van de Duitse Tobis- en Engelse Korda Films. Toen in 1940 Duitse troepen Frankrijk binnenvielen vond er in de filmwereld een ware exodus plaats. Regisseurs Réné Clair, Jacques Feyder, Max Ophuls, Julien Duvivier en Jean Renoir weken uit naar Amerika. Ook populaire sterren als Jean Gabin, Jean-Pierre Aumont en Michèle Morgan kozen voor Hollywood.
Het vertrek van prominente regisseurs liep echter in Frankrijk niet uit op een ramp want een nieuwe generatie diende zich aan, waaronder: Henri-Georges Clouzot, Jacques Becker, Claude Autant-Lara en Marcel Carné. De Duitse bezetter stichtte filmmaatschappij Continental en produceerde een aantal briljante films, tot ergernis van Goebbels, die het als concurrentie van de Duitse filmmarkt zag. De Duitsers wisten, door controle op budgetten en contracten, systeem in de chaotische Franse filmindustrie aan te brengen. Tijdens de bezetting ontstond er een reeks legendarische films, waaronder Les visiteurs du soir, Les enfants du Paradis(Carné/Prévert), L'eternel retour, (Delannoy/Cocteau), Les inconnus dans la maison, (Decoin/Clouzot). Ook veel romans van Georges Simenon werden verfilmd. Na de bevrijding kwamen de uitgeweken regisseurs terug naar Frankrijk. Onder hen was het vooral Max Ophuls die een reeks succesvolle films regisseerde, waaronder La ronde, Le plaisir, Madame de... en Lola Montes.
Becker maakte in de jaren vijftig Casque d'Or met de jonge, beeldschone Simone Signoret en Touchez pas au grisbi met Jean Gabin. Halverwege de vijftiger- begin zestigerjaren ontstond er een nieuwe stroming in de Franse filmindustrie waarin men naar nieuwe wegen zocht. In 1956 brak Roger Vadim door met Et Dieu créa la femme, waarin echtgenote Brigitte Bardot de hoofdrol speelde en daarmee het sekssymbool van die tijd werd. In 1961 regisseerde Agnès Varda de vrouwenfilm Cléo de cinq à sept, waarin ze twee uur uit het leven van een jonge vrouw (Corinne Marchand) volgt, die om zeven uur de uitslag van een kankeronderzoek zal horen. Er ontstond een groep nieuwe filmmakers die door het weekblad l'Express de Nouvelle Vague werd gedoopt, waarvan Claude Chabrol, François Truffaut, Louis Malle en Jean-Luc Godard de bekendste waren. Ze braken met de regels van de traditionele techniek en maakten realistische, eigentijdse films waarbij ze vooral werkten met jonge acteurs als Jean-Paul Belmondo, Jeanne Moreau, Jean-Claude Brialy en Catharine Deneuve.