De auteur geeft het woord aan het kind dat hij was tijdens de Shoah. Als driejarige moet hij, om te ontkomen aan Auschwitz, onderduiken bij Vlamingen uit Brussel die hem op handen dragen. Elke dag wacht hij daar, spelend met zijn schaduw, op de terugkeer van zijn gedeporteerde ouders. Komen ze nog terug? Het kind is grappig en aandoenlijk. Met zijn ironie weet de veerkrachtige auteur alle pathos te verijdelen.