De kabinetsformatie van 2010 leidde tot verontruste opmerkingen: om politieke redenen zouden de spelregels bewust zijn overtreden. Op zijn minst zou sprake zijn geweest van 'spelverruwing'. Voor het formeren van een nieuw kabinet bestaan echter nauwelijks regels. In de Grondwet is slechts bepaald dat de Koning de ministers en staatssecretarissen benoemt. Politici beschikken daardoor in formatietijd over veel bewegingsruimte. Toch kent het formatieproces een groot aantal (ongeschreven) conventies en gebruiken - de een 'dwingender' dan de ander - die betrokkenen houvast en structuur geven en het eindresultaat legitimeren.
In dit boek zijn deze conventies en gebruiken in de huidige formatiepraktijk voor het eerst systematisch op een rij gezet en juridisch en historisch geanalyseerd. Hieruit ontstaat een beeld van een procedure die vanaf het midden van de negentiende eeuw onder invloed van de politieke omstandigheden en de tijdgeest voortdurend in ontwikkeling is geweest, parallel aan de evolutie van het parlementair-democratische stelsel. Het einde van die ontwikkeling is nog niet in zicht. Zo wijzigde de Tweede Kamer in maart 2012 het Reglement van Orde waardoor haar rol in de formatie mogelijk aanzienlijk toeneemt. De nabije toekomst zal het leren.
Het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, gevestigd te Nijmegen, is een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit en de Stichting Parlementaire Geschiedenis te Den Haag. Het Centrum publiceert onder meer de serie Parlementaire Geschiedenis van Nederland na 1945.