Het leven van de belangrijkste woestijnvader, Antonius de Grote (251-356), werd geschreven door Athansius, bisschop van Alexandrië, voor een groep asceten met wie hij tijdens zijn ballingschap in het Westen kennis maakte. De roeping van de rijke jongeling Antonius om als kluizenaar in de woestijn te gaan leven, de hallucinante bekoringen waar hij twintig jaar lang tegen strijdt, de volgelingen die hij ontvangt om in het monniksleven te worden ingewijd en de diepe geestelijke rust die hem tot Godschouwer en leraar van velen maakt, worden door Athanasius levendig geschilderd. Weinig levensbeschrijvingen hebben kunstenaars, geleerden en monniken zo gefascineerd als deze vita, hier deskundig ingeleid en gepresenteerd in een eigentijdse vertaling.