Waarom heeft Jezus niet zelf een evangelie geschreven? En als die taak aan zijn leerlingen en volgelingen moest worden toevertrouwd, waarom zijn er dan vier evangeliën opgenomen in het Nieuwe Testament? Waarom niet één? En waarom niet meer dan vier? Wat te doen wanneer iemand opmerkt dat twee evangelieteksten niet met elkaar overeenstemmen? Het erbij laten? Of een verklaring zoeken? Het eerste doet het gezag van het evangelie geen goed. Kritische gelovigen voelen zich teleurgesteld. Buitenstaanders van geloof en kerk speelt het juist in de kaart. Rond het jaar 400 kiest Augustinus (354-430) voor het tweede: hij gaat op zoek naar verklaringen. Mede op verzoek van andere predikanten besluit hij aan bovenstaande vragen en problemen een afzonderlijk geschrift te wijden: in De consensu euangelistarum inventariseert hij de tegenstrijdige passages uit de vier evangeliën. Augustinus gaat er in dit werk van uit dat we ons niet mogen vastklampen aan de letter van het evangelie, maar altijd moeten zoeken naar de geest van het geheel. Daardoor is het in zijn ogen altijd mogelijk om in de evangeliën een diepere betekenis te ontdekken, hoezeer de verhalen aan de oppervlakte ook van elkaar verschillen. Met dit werk De consensu euangelistarum beoogt Augustinus buitenstaanders te overtuigen en gelovigen te bemoedigen. Hij laat zien dat de vier evangeliën naar één evangelie verwijzen; sterker nog: de evangelisten verkondigen ons het ene evangelie, Jezus Christus.Vier evangelisten, één evangelie is de eerste volledige Nederlandse vertaling van De consensu euangelistarum. De vertaling is het resultaat van samenwerking tussen de classici Ton Hertogh en Leo Wenneker en de neerlandicus Sander van der Meijs. De groep werkte onder verantwoordelijkheid van het Augustijns Instituut in Eindhoven. Vanuit dit instituut verzorgden Joost van Neer en Martijn Schrama O.S.A. de inleiding.