Het tweede deel van Bouwen aan de Wilde Kust beschrijft de ontwikkeling van de civiele infrastructuur van Suriname vanaf 1945. Het gaat over de aanleg van landbouwpolders, over waterkrachtprojecten, de ontsluiting van het binnenland, het West-Suriname plan, de drinkwatervoorziening en ontwatering van Groot-Paramaribo, de wegen, bruggen, dijken, havens en vliegvelden. En ten slotte over de civiele bouwsector en hoe die zich in de afgelopen 75 jaar ontwikkelde.
Net als deel I over de periode van voor 1945 is dit de enige publicatie die specifiek de civiele infrastructuur tot onderwerp heeft. En dat is op zijn zachtst gezegd vreemd: miljarden aan buitenlands ontwikkelingsgeld en Surinaams geld zijn in infrastructuur gestoken en nooit is er een alomvattende beschrijving gemaakt van wat er is aangelegd. Dit tweede deel van Bouwen aan de Wilde Kust vult deze lacune op. Het geeft een overzicht van de infrastructuur die is aangelegd en ook van de vele plannen die niet zijn gerealiseerd.
Auteurs
Hillebrand Ehrenburg studeerde civiele techniek aan de TU Delft. Hij is zelfstandig adviseur en project- en contractmanager en werkte onder meer bij ingenieursbureau Grontmij. Sinds 2009 doet hij onderzoek naar de geschiedenis van de infrastructuur van Suriname.
Ook Marcel Meyer studeerde civiele techniek aan de TU Delft. Hij is partner van SUNECON (Suriname Engineering Consultants), het oudste onafhankelijke adviesbureau op dit gebied van Suriname. Sinds 1982 is Meyer consul van Noorwegen in Suriname.