Na eeuwen van stagnatie en verval bloeide Amsterdam vanaf 1850 weer op. Tienduizenden nieuwkomers vonden werk in de stad. Al die mensen moesten ook ergens wonen, maar de gemeente was daar niet op voorbereid. Na jaren van passiviteit ging in 1877 een ambitieus uitbreidingsplan van start: projectontwikkelaars mochten woningen bouwen in de polders rond de stad. Dat deden ze in een ongekend tempo: tussen 1877 en 1940 werden liefst 135.000 volkswoningen bijgebouwd, waarvan meer dan 75 procent in opdracht van projectontwikkelaars. Deze projectontwikkelaars speelden een sleutelrol in de ontwikkeling van Amsterdam, maar er is vooralsnog bijna niets bekend over hun activiteiten.
In Speculanten en revolutiebouwers laat Rens Smid aan de hand van zorgvuldig archiefonderzoek zien dat hypotheekbanken niet de geldwolven waren die torenhoge rentes rekenden en veel te korte aflossingstermijnen oplegden. De prijsontwikkeling van bouwgrond was gematigd. Er was veel aanbod van grond en arbeiders en kleine middenstanders hadden een beperkte koopkracht. Zonder particuliere projectontwikkeling was de snelle economische en ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam in deze cruciale periode niet mogelijk geweest.