Sinds de tijd van Erasmus duidt het begrip 'Republiek der Letteren' de virtuele gemeenschap van geletterden of geleerden aan, die in beginsel voor iedereen openstond en waarin nationale en confessionele grenzen zouden moeten worden overstegen en een gemeenschappelijke taal werd gehanteerd, aanvankelijk het Latijn en vanaf de zeventiende eeuw steeds vaker het Frans. Deze staat, die zich voornamelijk tot West-Europa beperkte, kende tot het midden van de achttiende eeuw een groot aantal afzonderlijke culturele centra die met elkaar in verbinding stonden. Ontegenzeggelijk speelden Frankrijk de Noord-Nederlandse Republiek daarin een vooraanstaande rol, maar het ideaal van een harmonieuze 'republiek' bleek meestal een utopie.
Hans Bots laat in De Republiek der Letteren zien hoe de geletterden in deze drie eeuwen via persoonlijke ontmoetingen tijdens een universitaire studie, via correspondenties en dankzij boek- en tijdschriftpublicaties met elkaar in contact traden. Aldus vormde zich een wijdvertakt en intrigerend netwerk van onderlinge betrekkingen.