De twintigste eeuw begon met een oerknal. Kort na de hete zomer van 1914 leek het vrije culturele grensverkeer voo goed verleden tijd. Maar de droom van een Europese republiek der letteren was niet zomaar vervlogen. Velen spanden zich in om de betrekkingen tussen Nederland en de omringende landen te herstellen en literatuur speelde daarbij een belangrijke rol. Als klein land tussen grote mogendheden was Nederland sterk ontvankelijk voor invloeden van buiten.
In Europese papieren trekt een bonte stoet dichters en denkers voorbij. Zij stelden zich in verbinding met geestverwanten uit het buitenland en scherpten hun pen aan het werk van buitenlandse kunstenaars. Hun inspanningen raakten aan de grote kwesties uit het interbellum: politieke radicalisering, levensbeschouwelijke polarisatie, economische malaise en aanzwellende migratiestromen. Albert Verwey, Martinus Nijhoff, Menno ter Braak en E. du Perron hebben naam gehouden, maar minstens zo boeiend zijn de verrichtingen van hun inmiddels vergeten maar niet minder kleurrijke tijdgenoten. Wie waren deze Nederlandse schrijvers, critici, vertalers en andere bemiddelaars, welke posities namen ze in en wat stond er voor hen op het spel?