Jaren '30 huizen zijn erg populair. Was in de 17e eeuw het bezit van een grachtenhuis een statussymbool voor de geslaagde burger, nu geldt dat voor het jaren '30 huis. De doelgroep voor deze ruime wijken met robuuste, schilderachtige huizen, rijk aan details als glas-in-loodramen, brede dakoverstekken en prachtige baksteenarchitectuur was aanvankelijk dan ook de welvarende burgerij uit de hogere middenklasse die buiten de stad wilde wonen. Maar waarom spreken de architectuur en het woonmilieu nog altijd zoveel mensen aan? En waarom wordt de jaren '30 stijl veelvuldig nagevolgd in moderne buitenwijken?
In een zeer toegankelijke stijl ontleedt de auteur de oorsprong en de magie van het jaren '30 huis aan de hand van voorbeelden in streken waar men graag buiten woont: de forensendorpen en tuinwijken in bijvoorbeeld de binnenduinrand van Den Haag tot Bergen, in het Gooi, op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug, de
Veluwezoom en de Hondsrug.