Het is dit jaar 25 jaar geleden dat de Franse filosoof Michel Foucault overleed. Zijn naam en faam dankte hij in de jaren zestig en zeventig onder de jongere generaties aan zijn kritiek op de menswetenschappen, zoals criminologie, pedagogie, psychologie en psychiatrie. Hij zag in deze vorm van kennis de macht aan het werk en trok de wetenschappelijkheid van deze disciplines openlijk in twijfel. Het was Rudi Visker die in zijn boek Michel Foucault en de menswetenschappen (1990) nauwgezet het type kritiek dat in het werk van Foucault werkzaam is, uiteenrafelde en de tegenspraken in diens benadering blootlegde. Hij maakte vooral duidelijk hoe er een onoverbrugbare kloof gaapt tussen de archeologische methode en die van de genealogie. Dit werk van Rudi Visker, waarvan een Engelse en een Duitse vertaling verschenen, wordt nu opnieuw gepubliceerd, voorzien van een evaluerende terugblik en uitgebreid met enkele appendices waarin hij nader ingaat op specifieke vraagstellingen. Rudi Visker stelt zich niet tevreden met te herhalen wat Foucault schreef, maar denkt met en tegen hem in. Daarom heeft zijn werk nog altijd niet aan actualiteit ingeboet en gaat het eenieder aan die zich door de kritische inzet van Foucault aangesproken voelt.