Martin Heideggers meesterwerk Zijn en tijd uit 1927 is en blijft een boek dat zowel leken als beroepsfilosofen prikkelt en intrigeert. Voor elke generatie lezers rijst echter ook opnieuw de vraag hoe greep te krijgen op dit bergmassief. De filosoof Paul Heeffer herleest in Ontologie en subjectiviteit Heideggers geschrift vanuit een specifieke vraagstelling. Centraal daarbij staat het subject, een begrip dat sinds de moderne tijd een belangrijke plaats inneemt in de continentale wijsbegeerte. Hoewel Heidegger het moderne subject bekritiseert, wil dit niet zeggen dat hij het geheel en al van tafel veegt. Heideggers nieuwe articulatie van het subject als 'erzijn' (Dasein) wordt in hoge mate bepaald door de nieuwe zijnsleer of ontologie die hij in Zijn en tijd ontwerpt. Vandaar de programmatische titel van deze inleiding en haar tweevoudige vraagstelling: wat betekent Heideggers hernieuwing van de zijnsvraag voor het begrip van het subject? En wat is de weerslag van dit nieuwe subjectbegrip op het nooit voltooide project van de fundamentele ontologie zelf? Heeffer maakt duidelijk hoe de fundamentele ontologie zich verhoudt tot de traditie van de filosofie. Zijn uitleg van het erzijn als een nieuwe doordenking van het subject biedt een uitstekende inleiding in de filosofie van Martin Heidegger.
Paul Heeffer studeerde wijsbegeerte in Antwerpen en Leuven. Hij is als wetenschappelijk onderzoeker (fwo) verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de ku Leuven.