Ciel werd in 1903 geboren in een Indo-Europees gezin. De tijdsomstandigheden en spanningen binnen haar familie drukten zwaar op haar jeugd. Als lid van een nieuwe generatie voelde zij de verantwoordelijkheid om te herstellen wat eerder was misgegaan. Dit legde de basis voor de vrouw die zij zou worden: krachtig, eigenzinnig en met een scherpe intuïtie.
Ze kende haar rol als getrouwde Indo-Europese vrouw, maar zocht voortdurend de grenzen van die positie op. Ze was sterk en veeleisend voor haar kinderen. Pas tijdens de oorlog, in contact met Hollandse soldaten, leek ze milder te worden. Voor hen vervulde zij een andere, zachtere moederrol.
De repatriëring naar Nederland vroeg om opnieuw aanpassen, opnieuw beginnen. Het Indisch zwijgen drukte op haar generatie. Ze wilde iets van haar leven doorgeven aan haar kleinkinderen, maar niet het leed. Wat zij doorgaf, uitte zich in de enige vorm van liefde die zij ooit had gekend: opvoeding. Zij wilde haar naasten behoeden voor de gebeurtenissen die zij had meegemaakt en het leven dat zij had geleefd.