De hoofdpersoon reist naar het legendarische Machu Picchu als mijlpaal in zijn persoonlijke ontwikkeling. Zittend in de beschutting van de koniklijke tombe maakt hij innerlijke reizen naar de vele tempels in de aarde en de hemel, alwaar hij diepgaande gesprekken voert met lichtwezens, wijze mannen en vrouwen, zielendelen uit zijn ver verleden. Op die manier verrijkt zijn kennis en wijsheid over zichzelf, de menselijke en bovenmenselijke wereld.
De roman verhaalt de metamorfose van de 'Ik' en toont de geestelijke wereld vanuit het perspectief van de eeuwenoude Incakosmologie.