Bert Overbeek (1959) is een intens levend mens, die de grenzen van het leven zelf heeft opgezocht, maar ook de 'mind' zelf uitgebreid heeft verkend. Of het nu om reizen gaat, om wetenschap of spiritualiteit of om de liefde, in zijn onderzoekingsdrift heeft hij van alles onderzocht. Het leidde tot zijn 30e boek, 'Alles valt', waarin Overbeek het thema 'vergankelijkheid' behandelt; iets waarmee hij meer en meer te maken heeft.
Hij verloor al de nodige familieleden en andere dierbaren en het thema is dan ook regelmatig op zijn pad gekomen. 'Zelfs mijn voetbalhelden en popsterren gaan tegenwoordig dood'. Vergankelijkheid, weet hij intussen, hoort bij het leven dat nu eenmaal de cyclus volgt van groei, bloei en verval. In 'Alles valt' zien we de meer reflecterende Overbeek naar voren komen. 'Poëzie is een thuis voor de schaduwkanten die ik in het leven ervaar. Door gedichten te schrijven hoef ik anderen niet op te zadelen met mijn trivialiteiten. Dan kan je ze beter opzadelen met poëzie.