Het staat mij nog altijd levendig voor den geest, hoe ik enkele jaren geleden van een bekend gewezen diplomaat in een toevallig gesprek op een toevallige vraag: ‘Is u van meening, dat het nationaalsocialisme in Nederland een werkelijk gevaar is?’ het volgende antwoord kreeg: ‘Welneen, mijnheer, het nationaalsocialisme, dat is een troepje raté's!’ Ik herinner mij, dat deze definitie grooten indruk op mij maakte, niet zoozeer vanwege de gedeeltelijke juistheid van die opmerking, als wel
vanwege den elegantnonchalanten toon, waarop zij werd uitgesproken, als gold het een bagatel, waarmee een heer van onmiskenbare beschaving en goede manieren zich eigenlijk niet wilde occupeeren.