De spelling van het Nederlands is gebaseerd op de uitspraak, en dus op de klanken van die taal. Dit maakt het noodzakelijk dat de spellingdidactiek dit als uitgangspunt neemt en dus laat oefenen vanuit de klanken en niet vanuit de letters. Dit boek beschrijft hoe dat kan en welke categorieën kinderen zich achtereenvolgens op die manier eigen moeten maken.
Spellingonderwijs heeft als perspectief de toepassing van die spelling in eigen teksten. Dat is de reden om te leren spellen, niet het kunnen maken van een dictee. Kinderen kunnen daardoor zelf nagaan, of zij al in staat zijn om woorden met bepaalde kenmerken, vanuit de klanken correct weer te geven met letters.
De grammaticadidactiek ondersteunt dit, doordat kinderen zo de samenhang tussen woorden in zinnen en binnen teksten gaan herkennen. Het accent ligt daarom op de betekenis en de variatiemogelijkheden van de taal en niet slechts op allerlei namen. De spreektaal moet actief worden benut.
In dat kader leren ze ook de persoonsvorm herkennen. Dit ondersteunt bovendien het toepassen van de juiste spelling op een deel van deze woorden. De meeste persoonsvormen vallen onder de gewone spellingsystematiek.