De auteur, in 1935 in Semarang geboren, genoot in Nederlands-Indië haar eerste schoolonderwijs.
Nadat Japan in 1942 aan de oorlog ging deelnemen, maakten zij en haar ouders een heel moeilijke periode door. Vader en grootvader van moederskant werden door Japanners opgepakt en naar kampen weggevoerd. Ook in Tegalsari, waar de auteur met moeder en jongere zusje woonde, was de oorlog merkbaar. Zij moest Japanse woorden leren, Japanse liedjes zingen en de Japanse groet brengen. Na de capitulatie van Japan in augustus 1945 werden ze alle drie naar een Indonesisch "beschermingskamp" gebracht. In de loop van 1946 moesten de bewoners midden in de nacht onder begeleiding te voet naar Moentilan.
De auteur, haar moeder en jongere zusje reisden verder per trein naar Solo en vervolgens per vliegtuig naar Batavia en naar Bandoeng, waar zij met vader en met broer Jack werden herenigd. In 1948 kwamen de auteur, haar ouders en zusje met de "Willem Ruys" naar Nederland en vestigden zich in Den Haag. Vader vervolgde zijn loopbaan bij het onderwijs, de beide dochters bezochten later de "kweekschool" en traden in zijn voetsporen.