De Hongaarse wetenschapper Albert Szent-Györgyi (1893 – 1986) won in 1937 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde voor zijn ontdekking van vitamine C en onderzoek naar de ademhaling van cellen. Door dit succes is hij tot op de dag van vandaag een nationale held in zijn thuisland. In Groningen is hij minder bekend en dat terwijl hij in deze stad de basis legde voor zijn grote ontdekkingen.
In dit boek kijken we terug op Alberts veelbewogen leven. Een leven vol oorlog en controverse, maar ook humor en natuurlijk heel veel wetenschap. We zien hoe Albert zich ontwikkelt van rijke niksnut tot bevlogen wetenschapper, hoe hij een leider wordt in het Hongaarse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en hoe hij als mummie in het verband gepakt moet worden om aan een woedende Hitler te ontkomen. Dat laatste is misschien niet helemaal waar, maar Albert is niet iemand die de waarheid in de weg laat staan van een goed verhaal.
Zijn wetenschap is al net zo bijzonder. In een klein keldertje in Groningen begint hij in 1922 met zijn baanbrekende onderzoek. Dit begin is echter niet zo meesterlijk doordacht als het uiteindelijke resultaat doet vermoeden. Albert houdt er namelijk zijn geheel eigen logica op na. Het is daardoor dat hij denkt dat hij met onderzoek naar een aardappel die bruin wordt, inzicht kan verkrijgen in de Ziekte van Addison, een zeldzame aandoening aan de bijnierschors. Het is een geniale misvatting met de Nobelprijs als bekroning.