‘Zachtjes kriebelde ik haar over haar borst. Als ik dacht dat het genoeg was en ophield,
gooide zij haar ultieme wapen in de strijd: ze draaide zich helemaal op haar rug, alle vier
de pootjes in de lucht en keek mij smekend aan. Vooruit dan maar, nog even.
Maar nu was het huis leeg en koud. Ik ruimde haar door het huis verspreid liggende bedjes
op, haar karretje stond in de schuur. Ik moest het demonteren en opbergen. Ik moest haar
dekentjes wassen en opbergen. Maar nu nog niet.’
Tien jaar nadat Manja Ressler een getraumatiseerde Griekse zwerfhond adopteert moet ze
afscheid van haar nemen. Terwijl ze langzaam went aan de nieuwe stilte in huis denkt
Manja terug aan de jaren waarin Aliki en zij een innige vriendschap sloten, en waarin ze
beiden een manier vonden om met de obstakels in hun leven om te gaan.