In deze bundel vertelt Wilfred Ploeg (1953) veertig korte verhalen over ontmoetingen met jongens en mannen. Het eerste verhaal speelt in 1964 wanneer hij als elfjarige jongen onder de indruk is van een stoere jongen met lang haar bij een Apeldoornse bushalte. De laatste episode gaat over de ontmoeting met een Molukse jongen met een bijzondere tattoo op zijn borst die zegt dat hij protestant is. In de inleiding geeft de schrijver een toelichting: het zijn verhalen ter lering (het scheppen van openheid over gevoelens en gebeurtenissen waar niet veel over gesproken wordt), ter herkenning (veel homo- en biseksuele mannen zullen zijn verhalen herkennen) en ter vermaak (plezier in het lezen van korte avonturen). Ter afwisseling reflecteert de schrijver in vier intermezzo’s over zijn ervaringen. Tegelijk probeert hij daarmee zijn avonturen ook te zien in het licht van zijn persoonlijke ontwikkeling en van de tijd waarin ze plaatsvonden. De luchthartige beschrijving van de ontmoetingen roept een wereld op waarin diepe verlangens zowel worden bevredigd als gefrustreerd, waardoor een realistisch beeld ontstaat van wat menselijk contact kan betekenen.