In het eerste verhaal leren we een oudere man van middelbare leeftijd kennen, die tegen beter weten in hoopt op een toekomst als schrijver. Tijdens een werkweek van de schrijverskring in een voormalig klooster lopen de gemoederen hoog op als de hoofdpersoon en de andere deelnemers om beurten voorlezen uit eigen werk. De leider van de groep blijkt zijn eigen motieven te hebben om de beginnende schrijvers daar bij elkaar te brengen, wat de anderen hem niet in dank afnemen. Stap voor stap wordt duidelijk hoe de hoofdpersoon daar is beland en wat er is geworden van Palabinda, het denkbeeldige beloofde land uit zijn jeugd.
In het tweede verhaal blikt een oude kunstschilder in het bejaardenhuis terug op zijn turbulente leven. Zijn enige houvast is een meisje dat hij bij gebrek aan beter zo'n beetje als zijn dochter beschouwt. Naarmate het verhaal vordert, wordt echter duidelijk dat het leven hem ook op dat punt geen plezier wil doen.