De koning zit op zijn troon, maar laat het regeren zoveel mogelijk over aan zijn raadsheer. De koning heeft anderen zaken aan zijn hoofd: hij vraagt zich af waarom er iets is, hij wil weten hoe het volk over hem denkt, hij wil beroemd zijn of zich nuttig maken. En hij wil een nar. Dit laatste tot groot verdriet van de raadsheer.
De koningin leest de krant en wil daarbij niet gestoord worden
En het volk? Het volk mort, zet in barre tijden een ander als koning op de troon en gaat dan weer tevreden naar huis.