'Als je nu niets doet, dan gaat ze je onder de handen dood'
Dat zegt de huisarts tegen Willy Berends-Vroegop over haar baby, een meisje van net twee maanden oud. Het is dan februari 1945, middenin de hongerwinter. Willy woont op dat moment met haar man en twee kinderen in Rotterdam, waar nagenoeg niets meer te eten is.
Ze neemt daarom een dapper besluit: ze gaat lopend met haar twee kinderen van Rotterdam naar Coevorden, waar haar schoonfamilie woont. Daar is nog voldoende eten en nog veel belangrijker: daar is nog melk voor haar baby.
Ze komt langs Rode Kruis-posten en krijgt hulp van boeren en dappere familieleden. Maar ze ontmoet ook wantrouwen en weigering. En ze weet dat ze in ieder geval één obstakel zal tegenkomen: hoe komt ze over de IJssel, nu de brug bij Hattem gesloten is?
Marjolein Meijering (Coevorden, 1986), de kleindochter van Willy, schreef deze roman aan de hand van het verslag van de tocht dat haar oma ooit zelf opstelde. En met het schrijven van dit boek beleefde ze de elf dagen durende tocht van haar oma opnieuw.