De subtitel van dit boek: ‘Waden door een moeras van filosofisch onbehagen’, voorspelt niet veel goeds voor wie stevige grond zoekt voor zekerheden. Maar wie iets beweren wil heeft niets aan willekeur die door elke andere opvatting vervangen kan worden. Zo’n mening is contingent en misschien alleen van waarde voor wie die mening verkondigt, maar voor stelligheid is er waarheid nodig. Contingentie onderscheiden we van toeval en kunnen we opsplitsen in drie vormen: 1. Contingentie als onschuldig fenomeen. Goed kenbaar in de cultuur in allerlei uitingsvormen van creativiteit en vormgeving. 2. Contingentie als schadelijk verschijnsel. Door convicties, ofwel vermeende waarheden, die geladen zijn met waarden en die te vinden zijn in o.a. godsdiensten en politieke en/of ethische opvattingen. 3. Contingentie als een moeras van kenbaarheid. Dan komen we aan bij de zintuigen, bij betekenis, bij waarden, bij logica en vooral bij de gesproken en geschreven taal die beweringen moeten staven in o.a. wetenschap en filosofie. Deze drie vormen van contingentie zijn terug te voeren naar de cognitieve evolutie in het ontstaan van bewustzijn en cultuur.