We volgen een éénentwintigjarige jongen. Vervreemd, cynisch en seksueel gefrustreerd. Wel of niet nog een sigaret roken, goed en kwaad, zelfhaat en grootheidswaan, zwart en wit en Shakespeare en Heleen van Royen strijden om de voorgrond in zijn jonge hart. Hij ontmoet twee vrouwen; de eerste is een wild bloempje: de aantrekkelijke Madelief wiens nog jongere hart zwarter is dan de ogen van de tweede vrouw die hij ontmoet; de achtentwintigjarige basisschooljuf Fairuzza. En bijgestaan door zijn trouwe vriend Poes en het beeld van zijn overleden zusje Lilly raakt hij samen met deze vrouwen verstrikt in een obsceen en krankzinnig plot dat wordt georchestreerd door een mysterieuze figuur die zichzelf God noemt.