Het onbehagen over economische ongelijkheid groeit. Onze zogenaamde meritocratie is leuk voor de winnaars, maar desastreus voor de verliezers. Graaiende veelverdieners rechtvaardigen hun absurde topinkomens door zich te beroepen op hun grote prestatie en verdienste. Helaas voor de winnaars zijn hun argumenten niet al te sterk. Meritocratie is een leugen, geen loon naar verdienste, maar loon naar mazzel. Onvrijheid is uiteindelijk de prijs van economische ongelijkheid. Remedie? Links wil dat de staat de inkomensverschillen verkleint, dat blijkt niet te werken. Rechts wil meer markt. Het streven naar gelijkheid en vrijheid staan op gespannen voet.
Het essay over straf en vergelding behandelt eveneens het probleem van verdiende loon: een misdadiger verdient een rechtvaardige straf. Hoe doe je dat? Vergelding is het proportionaliteitsprincipe.
Het derde essay gaat over een onderwerp - gewoonte - dat zelden filosofische aandacht kreeg. Gelukkig plaatsen de pragmatische filosofen William James en John Dewey gewoonten in het middelpunt van hun theorievorming.
In de laatste beschouwing wordt de romantische mythe van de drinkende creatieve kunstenaar doorgeprikt