“Vluchtroutes” bakent een groot verlangen af. Een verlangen naar de overkant. Waar het gras groener is. Of juist niet. Omdat het klokje nergens tikt zoals het thuis tikt. Op den duur hoort men het zelfs niet meer, dat klokje. Zodat men toch een blik naar buiten waagt. Naar de overkant. Trouwens, hoe moeilijker het is om hem te bereiken, des te groter het verlangen. Zo reist Ben Bosch, de zoon van een brouwer van kersenbier die in de Golden Sixties opgroeit, door de turbulente Seventies. Naar het wilde westen van zijn kindertijd ten westen van Brussel. Naar het door Watergate geplaagde Amerika ten tijde van de val van Nixon. Naar het Oostblok, waar hij op de oevers van de Wolga verbroedert met jonge Russinnen. Naar zijn geboortestad, dat zijn millennium viert, maar in de schaduw van de Bom niet belooft nog duizend jaar te zullen meegaan. Naar Berlijn dat door die lelijke Muur werd verdeeld. En ten slotte opnieuw naar zijn geboortestad, waar hij tegen wil en dank vader wordt van een kind dat twee moeders zal hebben. Gaandeweg groeit bij de jonge reiziger echter het besef dat reizen vaak vluchten is en je niet geneest van het gevoel een vreemde te zijn in je eigen vel.