De Franse negentiende-eeuwse dichter Paul Verlaine sluit een van zijn gedichten af met het vers : ‘Et tout le reste est littérature’. Sedertdien is de uitdrukking spreekwoordelijk geworden, een beetje zoals het Engelse ‘The rest is history’. Dat betekent zoveel als : ‘De rest hoeft niet gezegd want die is algemeen bekend’. In dezelfde optiek zou de literatuur niet meer zijn dan een geheel van teksten met al wat niet gezegd hoeft te worden, maar alleen gelezen, ter illustratie of ontspanning. Ook dit essay valt onder dezelfde noemer. Het stelt zich vragen over het statuut van de schrijver, de fictie en de literatuur in onze zogeheten informatiemaatschappij : ‘Waarom schrijven ?’, ‘Waarom liegen ?’ en ‘Waarom lezen ?’ Stuk voor stuk vragen die men zich in het dagelijks leven niet hoeft te stellen. In plaats van een overbodige luxe te zijn om de tijd te doden in de metro of aan de rand van een zwembad, raakt de literatuur integendeel de kern van ons bestaan. Maar net zoals de goudzoeker die ene goudschilfer uit massa’s modder moet halen, moet ook de lezer het kaf van het koren scheiden om een stuk van zijn eigen ziel te ontdekken.