Zojuist maak ik de envelop open waarin mijn stempas zit, maar ik word onaangenaam verrast door een begeleidende brief. Deze begint met: â Ik hoop dat u, uw stem niet verloren laat gaan!â
En wie mag jij dan wel zijn, knakker, dat je denkt mij op dit cruciale moment lastig te kunnen vallen met hetgeen jij hoopt? Ik meen niet dat er ergens in de kieswet beschreven staat dat het iets uitmaakt wat jij hoopt, wie je ook mag zijn. Het blijkt burgemeester Rombouts te zijn, een via partijpolitiek handjeklap benoemde vertegenwoordiger van de regering in Den Haag. Een CDAâ er volgens mij, de partij die nog steeds denkt dat zij een belangrijke stem zou moeten hebben. Gelukkig is die in recente decennia grotendeels verloren gegaan, een zegen voor de democratie.
Waarom zou ik mijn stem verloren laten gaan? Waar haalt Rombouts het idee vandaan dat ik dat van plan ben? Ik begin een willekeurige brief aan de burgemeester toch ook niet met: â Ik hoop dat u aan het werk bent en niet ergens aan een crackpijp ligt te lurken.â
Nog even wat papier versnipperen en dan ga ik op pad. Ook vandaag breng ik het CDA weer een gevoelige slag toe.
Uit Mijn eigen stem, zeer korte verhalen, Ferdi Bechtold 2014.