In deze autobiografische verhalen schetst Tineke Swieringa (Rotterdam, 1960) een verrassende samenhang tussen schijnbaar losstaande alledaagse observaties en gebeurtenissen, en tussen heden en verleden.
De verhalen zijn ‘meegenomen’ van een brugklasreünie, de papierbak, een bibliotheekbalie, uit slaapkamers, een theater, de trein, haar buurt en uit een garage die van schatkamer poel des verderfs werd. Andere vinden hun oorsprong voor de ooit angstaanjagende Van Brienenoordbrug, op Texel en Bali, in het Groningse Westerkwartier, Parijs, Tunesië, Griekenland en Andalusië, en in oude (kranten)foto’s die aan een nieuw onderschrift toe blijken.