De exacte wetenschappen bestuderen de natuur, haar wetten en objecten. Maar er ontbreekt iets. Zowel in de relativiteitstheorie als de kwantumfysica wordt zijdelings gesproken over de invloed van bestaande waarnemers zoals klokken, meetlatten of scanners, maar er wordt geen melding gemaakt van deze wetmatige verhouding tussen waarnemer en waargenomene. De act van het waarnemen blijft buiten beschouwing in de natuurkunde. Het is een 'gekozen referentieframe' of een nulpunt in de wiskundige beschrijvingen. Dit boekje plaatst de waarnemer centraal vanuit een fenomenologische invalshoek. De fenomenologische benadering vertrekt vanuit de vraag: wat is tijd en ruimte 'voor een waarnemer'? Dit is een invalshoek die andere antwoorden genereert dan de wetenchappelijke vraag: wat is ruimte en tijd an sich?
Ruimterelativiteit komt nu in zicht. Zowel kromming van ruimte als uitdijing van ruimte worden beschouwd als relativistische fenomenen binnen dit denkkader. Niet enkel klokken geven een verschillende verstreken tijd aan naargelang het verschil in snelheid of het verschil in hoogte, maar we nemen ook die ruimtevervormingen waar als gevolge van relativiteit in de gravitatievelden.