Veel middelbaaropgeleiden oefenen nieuwe beroepen uit, ze maken gebruik van digitale technologie, ze werken in bedrijven die op een wereldtoneel opereren, ze zijn sociaal en emotioneel vaardig. Ze dragen geen stofjas en zitten niet onder de smeerolie, ze zijn geen verliezers van de modernisering. Hun beroepsuitoefening vergt een nieuwe ambachtelijkheid waarop het huidige onderwijs niet is ingesteld. Het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs blijven hangen aan oude maatschappelijke tegenstellingen. In de waarderingsschema’s van school scoren cognitieve vermogens het hoogst.
De langere scholing en de beroepsdeskundigheid van middelbaar-opgeleiden en hun positie in het maatschappelijke midden hebben de verschillen tussen hoog- en middelbaaropgeleiden kleiner gemaakt. Maar in het denken van mensen is dat niet goed doorgedrongen. Eerder is sprake van het narcisme van de kleine verschillen en van het aanscherpen daarvan.
Dit boek vraagt meer erkenning voor de vakkundigheid van middelbaaropgeleiden en meer oog voor hun maatschappelijke kansen en positie. Het vestigt de aandacht op anachronistische kenmerken van het onderwijsstelsel en geeft aanknopingspunten voor verandering.